De afgelopen jaren bleven de huurachterstallen die sociale huurders hadden bij sociale huisvestingsmaatschappijen nagenoeg stabiel. Meer zelfs, in het coronajaar 2020 daalde de huurachterstand lichtjes, van 2,57 procent van het totaal aan huurgelden in 2019 tot 2,52 procent in 2020. Dat blijkt uit cijfers die Vlaams Parlementslid voor Open Vld Steven Coenegrachts opvroeg bij minister van Wonen en Sociale Huisvesting Matthias Diependaele (N-VA).

Door de kleinere financiële draagkracht van de sociale huurder is het risico op huurachterstal bij deze groep groter. Dat bevestigt ook de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen (VVH). In 2020 bedroeg de huurachterstand aan sociale huisvestingsmaatschappijen in Vlaanderen 17,2 miljoen euro. Dat is 2,52 procent van het totaal aan huurgelden dat de huisvestingsmaatschappijen innen. Ter vergelijking: het niet-coronajaar 2019 klokte af op een huurachterstand van 16,6 miljoen euro. Dat is 2,57 procent van het totaal aan huurgelden.

“De cijfers van 2020 gaan in tegen alle verwachtingen. Het relatieve bedrag aan huurachterstallen daalt lichtjes. Dat is positief nieuws. De coronacrisis heeft dus geen impact gehad op de achterstallen. Daarnaast toont dit aan dat de prijszetting binnen de sociale huisvesting goed zit, ook na de aanpassingen van begin vorig jaar”, zegt Steven Coenegrachts, Vlaams Parlementslid. “Deze cijfers geven toch een ander beeld weer dan hetgeen vaak wordt opgehangen over de sociale huisvesting in Vlaanderen. De bijstelling van de huurprijzen en de coronacrisis hebben geen drama’s aangericht voor sociale huurders.”

In 2020 situeerden zich in de provincie Limburg met 1,6 miljoen euro (1,78 procent) het minst huurachterstallen. Oost-Vlaanderen spant de kroon met 6,4 miljoen euro (3,84 procent) aan achterstallen.